Sportaanbieders houden de Nederlandse sporteconomie op de been

Sportverenigingen, sportaccommodaties, fitnesscentra en overkoepelende sportorganisaties houden de Nederlandse sporteconomie op de been. Dat is één van de conclusies uit het rapport “De Nederlandse sporteconomie 2006-2012”. Het onderzoek toont daarnaast aan dat de omvang van de Nederlandse sporteconomie nagenoeg gelijk is gebleven, huishoudens gemiddeld €1.100 aan sportgoederen en -diensten spenderen, (sport)onderwijs de grootste bedrijfstak binnen de sport is en de werkgelegenheid in onze sector lichtjes is gedaald. Daarnaast wordt duidelijk wat voor bijdrage ‘sport’ levert aan de Nederlandse economie.

Satellietrekening sport

Het rapport “De Nederlandse sporteconomie, 2006-2012” – ook wel de satellietrekening sport genoemd – is samengesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). De op het eerste gezicht wat lange tijd tussen het verslagjaar en het jaar van verschijnen wordt verklaard door het feit dat de ‘satellietrekening sport’ samengesteld is op basis van de definitieve cijfers uit de nationale rekeningen. Daarnaast bevat de satellietrekening van 2012 een herziene versie van de drie voorgaande verslagjaren (2006, 2008 en 2010). Dit komt doordat de nationale rekeningen van 2010 aangepast zijn door o.a. nieuwe verplichte internationale richtlijnen en een bronnenrevisie binnen het CBS. Al met al geeft het een duidelijk beeld hoe de Nederlandse sporteconomie zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld.

Grafiek ontwikkeling productiewaarde sporteconomie versus totale economie

Sportaanbieders houden de sporteconomie op de been

Een van de opvallendste conclusies uit het rapport is het feit dat de sporteconomie niet bijzonder hard gegroeid is. Ondanks er miljoenen in onze sector rondgaan, steeds meer sportmarketingbureaus en andere sport gerelateerde ondernemingen ontstaan en het budget van sportclubs elk jaar toe lijkt te nemen, hield de waardeontwikkeling van de belangrijkste macro-economische grootheden (productiewaarde, consumptieve bestedingen en economische omvang) een redelijk gelijke tred met de ontwikkeling van de totale economie. Met andere woorden: de sporteconomie is gegroeid (net als de totale Nederlandse economie), maar de sport heeft niet een belangrijkere positie in de totale economie ingenomen.

Wel is er sprake van verschuivingen. De kern van de sporteconomie (“de bedrijfstak sport”) – zoals het CBS aangeeft – groeide relatief sterk. Onder de bedrijfstak sport wordt verstaan: alle diensten geleverd door sportverenigingen (binnen- en buitensport), sportaccommodaties, fitnesscentra en overkoepelende sportorganen. Oftewel kort gezegd: de sportaanbieders. De productiewaarde van de bedrijfstak sport nam in de periode 2006 – 2012 in totaal met 24% toe. De sportaanbieders leveren daarmee een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse sporteconomie: in 2006 hadden de sportaanbieders nog een aandeel van 18%, in 2012 is dit toegenomen tot 22%.

Van alle consumptieve bestedingen (uitgaven) in Nederland blijkt 2,5% sport gerelateerd te zijn. In 2012 ging het om een bedrag van 11,7 miljard euro. Ook de ontwikkeling in consumptieve bestedingen hielden nagenoeg gelijke tred met de totale economie (dus we zijn relatief gezien niet meer gaan besteden aan sport), maar ook hier is er sprake van een verschuiving. De uitgaven aan sport- en fitnessdiensten – zoals contributies, lidmaatschappen en entreegelden voor sportevenementen – zijn veel sterker gestegen in de periode 2006-2012 dan andere uitgaven aan sport. Op sportdeelname is door Nederlandse gezinnen dus niet bezuinigd, terwijl ze wel minder uitgaven aan sportkleding en horeca (bijv. bij een wedstrijd). In totaal besteedt elke huishouden gemiddeld €1.100 aan sport, terwijl dit in 2006 nog €1.000 bedroeg. Hiervan ging in 2012 bijna 40% naar sport- en fitnessdiensten, terwijl 16% aan horecadiensten werd gespendeerd.

Consumentenbestedingen aan sportbenodigdheden

Werkgelegenheid licht gedaald?

Hoe zit het dan met de werkgelegenheid in de sportsector? In totaal waren in 2012 minder voltijds-equivalenten (90.000), terwijl dit in 2006 nog hoger was (100.000). Met name in de periode 2010-2012 is dit aandeel afgenomen. Desalniettemin moeten de cijfers over de werkgelegenheid met een korreltje zout genomen worden: meer dan in andere bedrijfstakken wordt in de sport gebruik gemaakt van vrijwilligers, waardoor de cijfers een vertekend beeld kunnen geven. Vrijwilligers worden immers niet in de berekening meegenomen.

Onderwijs grootste bedrijfstak binnen de sporteconomie

Binnen de sporteconomie blijkt de bedrijfstak onderwijs prominent vertegenwoordigd te zijn: 25% van de sporteconomie bestaat uit sportonderwijs. De overheid heeft in haar rol als openbaar bestuurder een aandeel van 13% in de sporteconomie. Met name lokale overheden (zoals gemeenten) exploiteert bijv. gemeentelijke zwembaden of andere sportaccommodaties. De handel (13%) en horeca (10%) vormen de twee belangrijkste commerciële bedrijfstakken binnen de sporteconomie.

Wat valt er verder nog meer op?

Een kleine opsomming:

  • Huishoudens geven gemiddeld €245 uit aan sportbenodigdheden.
  • In 2012 werd er in Nederland ruim 630 miljoen aan sportkleding en sportschoenen uitgegeven. De uitgaven aan sportkleding zijn in de periode 2006-2012 met 14% gedaald. Dit is opvallend, omdat sportieve kleding ook steeds meer ‘fashion’ lijken te worden.
  • Nederlandse huishoudens gaven in 2012 bijna 510 miljoen euro uit aan sportartikelen als ski’s, fitnessapparaten, sportbrillen, voetballen en golfclubs. In 2006 was dat nog 440 miljoen euro.
  • Aan vervoermiddelen werd door Nederlandse sporters 350 miljoen uitgegeven in 2012. Ruim twee derde hiervan bestaat uit uitgaven aan sportfietsen (racefietsen, mountainbikes en allterrainbikes).
  • In 2012 bedroegen de consumptieve uitgaven aan sportvoeding en sportdrank 140 miljoen euro. In 2006 was dat nog 120 miljoen euro. Het grootste deel van deze uitgaven bestaat uit aankopen van sportdranken.
  • De bestedingen aan sport gerelateerde media bedroegen 390 miljoen euro in 2012. Dit is inclusief 20 miljoen aan uitvoer. In 2006 was dat 430 miljoen euro, waarvan 30 miljoen euro uitvoer (daling 9%).
  • Op de commerciële radio en televisie is het aandeel van sport aanzienlijk kleiner dan binnen de publieke media (in 2012 ongeveer 12% tegenover 20% op publieke media).
  • Het sportdeel binnen de geschreven media was in 2012 kleiner dan 1 procent.

bron: Sportexpert