Duurzaamheid vraagt nieuwe doordenking

 ‘Ze zijn om zeep’. Dat werd gezegd van expedities die zeep gingen halen, maar vanwege piraterij niet terugkwamen. Als mensen zich afvroegen waar ze bleven, zei men: ‘ze zijn om zeep’. Dat kun je ook zeggen van veel bouwinitiatieven, die met duurzaamheid aan de slag zijn gegaan. Ze zijn op weg gegaan, maar hebben hun doel nooit bereikt.

DuurzaamheidDuurzaam bouwen heeft inmiddels een geschiedenis van enkele decennia. Het dubo-denken uitte zich in eerste aanleg in handboeken en checklisten. Een starre werkwijze, die snel door nieuwe ontwikkelingen werd ingehaald. Dat leidde tot een nieuwe fase, waarin dubo-convenanten werden afgesloten. Alle goede bedoelingen werden op papier gezet en van officiële handtekeningen voorzien. Vaak bleken dat niet-werkbare afspraken, waaraan marktpartijen niet echt gebonden waren. Voldoende reden voor duurzaamheidsdenkers om nieuwe wegen in te slaan.

Verwarring brengt duurzaamheid om zeep
De aandacht verlegde zich naar een materialendiscussie, waarbij beton, hout, staal, kunststof en aluminium langs de meetlat van levenscyclusanalyses (LCA’s) werden gelegd. Deze materialendiscussie leverde geen hanteerbare oplossingen op productniveau op. Daarin werd voorzien door tal van certificaten en keurmerken, waardoor veel bouwprofessionals inmiddels in het dubo-bos de duurzaamheidsbomen niet meer zien. Of er nu wordt gewerkt met BREEAM-NL Nieuwbouw van Pass tot Outstanding, GreenCalc+, DUBOkeur©, GPR Gebouw of welk ijkpunt ook, de marktwerking heeft niet aan helderheid gewonnen. Ondertussen heeft de rijksoverheid Duurzaam Inkopen-beleid ontwikkeld, waarin voor 45 productgroepen milieucriteria gelden. Per 2015 moeten alle overheden voor 100% duurzaam inkopen. Het Bouwbesluit 2012 schrijft vanaf 1 januari 2013 een berekening van de milieuprestaties van gebouwen en GWW-werken voor.

Bouwpraktijk laat verbrokkeld beeld zien
Alle beleidsinitiatieven ten spijt, duurzaamheid in de bouwpraktijk geeft anno 2015 een verwarrend en verbrokkeld beeld. Van een eenduidige en breed gedragen aanpak is nog bitter weinig terecht gekomen. Er zijn veel voorbeeldprojecten, maar er is weinig navolging. Er is veel subsidie gespendeerd, er wordt weinig regulier geïnvesteerd. Duurzaamheidsgoeroes verheffen zich op met veel overheidsgeld opgetuigde podia, zoals Platform31, Energiesprong en de daaruit voortgesproten ‘deal’ De Stroomversnelling. Energiesprong is een innovatieprogramma dat Platform31 tot eind 2015 uitvoert in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Vanuit een zekere beschermde positie roepen duurbetaalde programmaregisseurs met een ruim bemeten communicatiebudget hun verheven boodschap, maar zij worden niet afgerekend op de schaarse resultaten in de bedrijfspraktijk. Officiële effectmetingen van dit soort overheidsbeleid geven vaak een rooskleurig beeld, waardoor het ingezette beleid als geslaagd wordt gezien. De kwaliteit en representativiteit van zulke beleidsevaluaties laten vaak te wensen over.

Tijd voor herijking
Het is tijd voor een grondige en diepgaande herijking van het duurzaamheidsbeleid, om te beginnen in de volle breedte van de bouwsector in Nederland. Duurzaamheid heeft een Europese en wereldwijde dimensie. Het is een object van internationale politiek geworden. Kijk maar naar de actuele klimaatdiscussie. Als gezegd wordt dat Nederland op dit gebied aan internationale verplichtingen moet voldoen, ontglipt de grip op iedere discussie. Dat overstijgt ons individuele begripsvermogen en onze persoonlijke verantwoordelijkheid. De Europese en zelfs internationale aanspraken in de duurzaamheidsdiscussie leiden de aandacht af van de concrete bedrijfspraktijk. Hoe meer fora zich met het begrip duurzaamheid bezighouden, hoe minder mensen en bedrijven zich persoonlijk en individueel verantwoordelijk voelen. Een nieuwe invulling van het begrip duurzaamheid is hard nodig om woonconsumenten en bouwprofessionals een betekenisvolle impuls te geven. Dat hoeft niet per definitie tot een herleving van het achterhaalde en holle duurzaamheid denken te leiden. Het kan ook leiden tot een heel nieuw begrip, waarmee de actuele uitdaging voor de toekomst wordt verwoord. Het gaat dan meer om bewust bouwen, dan om duurzaam bouwen. Om effectieve verbeterstappen, dan om formele certificatieprotocollen. Om echte meerwaarde, dan om kriegel makende keurmerken.

Een integrale ketenbenadering
Het duurzaamheidsbeleid is toe aan een radicale vernieuwing. Na checklisten, convenanten en keurmerken is het tijd voor een integrale keten brede benadering. Dat is een immense uitdaging voor innovatieve marktpartijen. Om deze uitdaging met succes te volbrengen dient over een drietal aspecten nadrukkelijk nagedacht te worden. Allereerst vraagt het nieuwe duurzaamheidsbeleid een eenduidige definitie, gericht op de wensen en mogelijkheden van de eindgebruiker. Het huidige duurzaamheidsbegrip is afgesleten en vraagt een scherpe afbakening en toespitsing. In de tweede plaats is een transparante en consistente uitvoeringspraktijk van belang. De overheid moet niet met een dubbele mond spreken, maar vooral ook met de inkoopfunctie een voorbeeldrol vervullen. Een derde aspect betreft de marktpartijen in alle schakels van de bouwkolom. Een ketengerichte aanpak voorkomt niet alleen versnippering, maar is een voorwaarde voor een integrale oplossing. Als alle partijen in de keten zich bewust zijn van de verantwoordelijkheid, zal een nieuwe definitie van duurzaamheid in 2016 en volgende jaren zijn effect bewijzen. Dan gaan de pioniers niet ‘om zeep’, maar komen zij terug met bruikbare, nuttige en vooral in de bouwpraktijk bewezen oplossingen.

Bron: Piet M. Oskam, directeur Centrum voor Innovatie van de Bouwkolom (CIB)